...

Om die hypothese te toetsen, heeft een Noorse groep een studie uitgevoerd om na te gaan of kinderen bij wie later een diagnose van coeliakie werd gesteld, vaker enterovirus- en adenovirusinfecties hadden vertoond dan andere kinderen.Tussen 2001 en 2007 werden 220 Noorse pasgeborenen met een genetische aanleg (HLA-DQ2 en -DQ8 positief) gerekruteerd. Bij die kinderen werden maandelijks stoelgangsstalen afgenomen tussen de leeftijd van 3 en 36 maanden om virussen op te sporen, en werd bloed afgenomen voor bepaling van de antistoffen die voorkomen bij coeliakie, om de drie maanden tijdens het eerste levensjaar en daarna één keer per jaar tot in 2016.Tijdens een gemiddelde follow-up van 9,9 ± 1,6 jaar werd een diagnose van coeliakie gesteld bij 25 kinderen. Elk kind werd dan vergeleken met twee gezonde kinderen (controlegroep). Een enterovirus werd gedetecteerd in 370 (17%) van de 2.135 stoelgangsstalen en bij 73 kinderen (33%) is de stoelgang minstens één keer positief geweest. Bij analyse van de stalen die waren afgenomen voor de vorming van met coeliakie samenhangende antistoffen, werd vaker een enterovirus gedetecteerd (84 van de 429 stalen, 20%) dan in de controlegroep (129 van de 855 stalen, 15%). Tevens werd een significante correlatie vastgesteld tussen infectie met een enterovirus en coeliakie (odds ratio 1,49; 95% BI 1,07-2,06; p = 0,02). Er werd echter geen significante correlatie vastgesteld met een adenovirusinfectie.Aangezien het een observationele studie betreft, kan geen uitspraak worden gedaan over een eventueel oorzakelijk verband. Een enterovirusinfectie correleerde dus met een hoger risico op coeliakie, maar die correlatie werd enkel teruggevonden met infecties gedetecteerd na de invoering van gluten in de voeding van het kind, maar niet met de infecties die waren gedetecteerd voor of bij het starten van gluten in de voeding. Dat wijst erop dat de virale infectie wel degelijk coeliakie kan uitlokken.KR Kahrs et al. BMJ 2019; 364: l231; https://www.bmj.com/content/364/bmj.l231.long