...

De meeste artrosepatiënten die we nu op de consultatie zien, hebben al een gevorderde ziekte. Ze gaan met een pijnlijke knie die al een tijdje aansleept naar de huisarts die een bloedafname en een RX voorstelt. Maar beide onderzoeken zijn negatief. Het besluit: er is niets aan de hand en de patiënt wordt met een pijnstiller naar huis gestuurd. Na een aantal jaren komt de patiënt terug met toenemende knieklachten. Dan toont de RX vaak dat het kraakbeen al voor 60% verdwenen is, het bot al beschadigd is, het gewrichtskapsel wat ontstoken, de meniscus uitgesleten... en is er geen weg terug, vaak moet dan een prothese worden overwogen. Met andere woorden, er gaat een hele periode voorbij waarin we niets doen en de mensen er 'mee moeten leren leven'.""Daarom willen we bij patiënten met een vroegtijdig klachtenpatroon proberen te bepalen welke patiënten een groot risico lopen om snel te evolueren naar een totaal versleten knie. Een prothese is een elegante oplossing die bij de meeste patiënten de pijn wegneemt zodat ze weer kunnen functioneren. De beperking is dat een prothese slechts 15 tot 20 jaar meegaat en dat de mensen steeds ouder worden. Dus als we vóór de leeftijd van 55-60 jaar een prothese plaatsen, halen we de eindmeet niet zonder protheserevisie, en dat is een grotere uitdaging. Daar moeten andere oplossingen voor worden gevonden namelijk biologisch herstel, regeneratieve geneeskunde, en dat is het tweede luik van mijn onderzoek naast primaire preventie van knieartrose."Door de risicopatiënten vroegtijdig te identificeren en hen, wanneer er nog voldoende weefsel aanwezig is, intenser te behandelen moet het mogelijk zijn om de evolutie van artrose af te remmen. De huidige behandelingen worden aangewend wanneer het gewricht al in belangrijke mate is aangetast waardoor ze beperkt efficiënt zijn, maar misschien zouden ze het beter doen in een vroegtijdig stadium. Dat is tot nu toe nog weinig onderzocht."Daarom moet onze typisch reactieve houding bij artrose veranderen in een proactieve houding. Om dat waar te maken moeten we dringend internationaal afspreken wat we een vroegtijdige knieartrose noemen. Op basis van een workshop die ik heb ingericht, worden consensus classificatiecriteria voorgesteld die we nu proberen internationaal te valideren1," gaat prof. Luyten verder."Daar zullen we in een volgende fase patiëntgerichte uitkomsten aan verbinden, zoals functionaliteit. Alle patiënten die bij mij op consultatie komen, krijgen een vragenlijst over hun functioneren in het dagelijkse leven. Maar patiënten passen zich aan, bijvoorbeeld achterwaarts de trap afgaan, als voorwaarts niet meer lukt, en dat pikken de vragenlijsten niet op. Dus proberen we onze vragenlijst te verfijnen. Tenslotte plannen we met de overheden overleg om deze uitkomsten ook te gebruiken in klinisch onderzoek, de ontwikkeling en terugbetaling van nieuwe medicatie of andere behandelingen. Als een behandeling symptomen, tekens en functie kan herstellen, zonder effect op de weefselstructuren, is dat toch een hele mijlpaal. Bij artrose weten we dat wat op de radiologische opnames te zien is, niet goed samenvalt met de klachten en functionele problemen van de patiënt. Dat is ook de reden waarom het onderzoek zo traag en moeilijk vordert."Naast medicaties (o.a. groeifactoren die bij vroegtijdige artrose worden onderzocht) zit er ook muziek in de combinatie van educatie (wat is mijn risico, waar moet ik op letten, ...) en kinesitherapeutische begeleiding van de patiënt. Met kinesitherapie kan men modificeerbare factoren sturen, zoals de balans tussen belasting en belastbaarheid met gerichte spierversterking en adaptatie van het wandelpatroon.De vertrekbasis is en blijft echter de diagnose. Er zijn inderdaad veel andere gewrichtsaandoeningen met uit elkaar lopende behandelingen, vele zeer efficiënt. "De diagnostische uitwerking is heel belangrijk. En daar wringt het schoentje wel eens: ook in de vroegtijdige fase wordt de diagnose niet echt correct gesteld." In het geval van een pijnlijke gezwollen knie, is een goede anamnese, een volledig klinisch onderzoek (andere gewrichten? rugklachten?) en gewrichtspunctie met aspiratie en analyse van het gewrichtsvocht essentieel. Ook beeldvorming met RX en MRI kan helpen, maar dit laatste blijft best voorbehouden voor de tweede lijn. Een gewrichtspunctie daarentegen hoort tot het domein van de huisarts, en wie er onvoldoende ervaring mee heeft, stuurt de patiënt best door naar een collega met ervaring.Tenslotte is stratificatie van de patiënten belangrijk. De huidige groep artrosepatiënten is een heterogene groep. Een artrose bij een 40-jarige jongeman die op jonge leeftijd veel heeft gevoetbald, is niet dezelfde artrose als bij een 65-jarige vrouw met diabetes en overgewicht. Dat zijn verschillende processen gestuurd door verschillende mechanismen, het ene meer biomechanisch, het andere meer metabool.Een tweede revolutie in het domein van artrose komt van de regeneratieve geneeskunde. "Nadat het gewricht opnieuw rustig is door herstel van een metabool evenwicht, kan aan herstel van de beschadigde weefsels worden gedacht. En bij artrose is dat niet alleen het kraakbeen, maar ook het eronder liggende bot. We werken dan ook op osteochondraal herstel: het gewrichtsoppervlak kraakbeen/been herstellen. Dat hopen we binnen een 5-tal jaar te verkrijgen."Zo'n 250 miljoen publieke gelden voor de volgende tien jaar steken Nederland en Vlaanderen in het REGMED XB platform (https://www.regmedxb.com) met onder andere osteochondraal herstel als hoofddoel: de opgelopen schade van het gewrichtsoppervlak herstellen. "Uiteindelijk werken we naar het bouwen van een volledig biologisch gewricht toe om de fase tussen de 45 en 65 jaar te kunnen opvangen. Een kunstprothese (plastiek en metaal) volgt dan vanaf 65 jaar, waarmee de patiënt tot 85-90 jaar kan blijven functioneren. In de komende 10 tot 15 jaar zullen we echt grote stappen vooruit zetten... Het zal wel moeten, want dan worden we allemaal 90."