...

De groep van het INSERM heeft meerdere groepen mensen vergeleken: patiënten met een spondylartritis, patiënten met reumatoïde artritis (RA) en gezonde verwante controlepersonen die genetisch zeer verwant waren met de andere patiënten.De auteurs hebben de intestinale microbiota van de patiënten onderzocht door sequencing van DNA-fragmenten van bacteriën in stoelgangsmonsters. Met die techniek kan je de bacteriële species in de stoelgang identificeren.De auteurs hebben drie belangrijke vaststellingen gedaan. Ten eerste, een dysbiose bij de patiënten met een spondylartritis en de patiënten met reumatoïde artritis.Ten tweede, het verschil in de intestinale microbiota tussen patiënten met een spondylartritis of RA en gezonde HLA-B27-positieve controlepersonen was veel kleiner dan het verschil tussen patiënten met een spondylartritis of RA en gezonde HLA-B27-negatieve controlepersonen. Dat wijst erop dat HLA-B27 zou kunnen correleren met een intestinale dysbiose. Tot slot hebben de auteurs een hoog percentage Ruminococcus gnavus in de stoelgang teruggevonden bij patiënten met een spondylartritis. Ze formuleren dan ook de hypothese dat een dysbiose met een sterkere aanwezigheid van Ruminococcus gnavus spondylartritis in de hand zou kunnen werken. (referentie: Annals of Rheumatic Diseases, 1 septembe 2017, doi: 10.1136/annrheumdis-2016-211064)