...

In 14 spoeddiensten werden 1.916 opeenvolgende patiënten met een vermoeden van longembolie via clusterrandomisatie opgedeeld in een PERC-group (n=961) en een controlegroep (n=954).De PERC-criteria bestaan uit acht klinische tekens: arteriële zuurstofsaturatie ≤94%, hartslag >100/min., leeftijd ≥50 jaar, unilaterale zwelling van een been, hemoptyse, recente chirurgie of trauma, antecedenten van longembolie of DVT en exogeen oestrogeengebruik. PERC-negatief komt overeen met een prevalentie van longembolie <1%. De kostenbatenratio van verdere onderzoeken werd in dit geval als ongunstig beschouwd. Bij PERC-positief werd de gebruikelijke diagnostische strategie gevolgd: eerst D-dimeertest, daarna indien positief, CT-longangiografie (CPTA).Een longembolie bij opname werd gediagnosticeerd bij 2,7% in de controlegroep versus 1,5% met PERC. Dat is een verschil van 1,3% en ligt onder de inferioriteitsmarge die op 1,5% lag. In de follow-up van drie maanden werd nog één longembolie (0,1%) gediagnosticeerd met PERC versus 0% in de controlegroep. In de PERC-groep werd bij 13% een CTPA uitgevoerd, versus bij 23% in de controlegroep (p<0,001 voor het verschil). Patiënten in de PERC-groep bleven ook significant minder lang op spoed en gehospitaliseerd. Bij patiënten met een laag risico op longembolie zijn de PERC-criteria op spoed dus een veilige manier om longembolie uit te sluiten. Freund Y et al. Effect of the Pulmonary Embolism Rule-Out Criteria on Subsequent Thromboembolic Events Among Low-Risk Emergency Department Patients. The PROPER Randomized Clinical Trial. JAMA 2018;319(6):559-566. Doi:10.1001/jama.2017.21904.