...

Deze prospectieve studie werd in Europa uitgevoerd van juni 2014 tot maart 2017 bij 632 patiënten met een hiv- én een hepatitis C-virusinfectie. De patiënten waren gemiddeld 51 jaar oud; 79% was van het mannelijke geslacht, 58% had een voorgeschiedenis van gebruik van injecteerbare drugs en een derde vertoonde levercirrose. De hiv-infectie was goed onder controle: bij 99% van de patiënten was de virale belasting lager dan 500 kopieën/ml. Het gemiddelde aantal CD4-cellen was 600/mm³. 46% van de patiënten werd behandeld met een combinatie van sofosbuvir en ledipasvir met of zonder ribavirine en 20% werd behandeld met de combinatie sofosbuvir en daclatasvir met of zonder ribavirine. Het overige derde werd behandeld met diverse combinaties. Van 468 patiënten (dus twee derde van de totale groep) waren gegevens bekend over de virologische respons. Bij 93% van de patiënten was de virale belasting onmeetbaar laag geworden (SVR). De belangrijkste factoren die correleerden met een onmeetbaar lage virale belasting, waren het blanke ras, weinig fibrose (stadium 0-1 beter dan stadium 2-4) en de totale duur van de antivirale behandeling. De gemiddelde duur van de follow-up van direct werkende antivirale middelen was negen weken bij de patiënten die de behandeling hadden stopgezet wegens bijwerkingen, en 12 weken als er geen ernstige bijwerkingen waren opgetreden. Elf patiënten hebben de behandeling stopgezet wegens bijwerkingen en in negen van de elf gevallen ging het om bijwerkingen van ribavirine. Deze pan-Europese studie uitgevoerd in het reële leven bevestigt dus de werkzaamheid (SVR van 93%) en de veiligheid van direct werkende antivirale middelen bij de behandeling van patiënten met een hiv-HCV-co-infectie. Slechts 5% van de patiënten heeft een of meer van de voorgeschreven antivirale middelen voortijdig stopgezet (een derde van de patiënten heeft de behandeling stopgezet wegens bijwerkingen van ribavirine).Ref.: Peters L. et al. The International Liver Congress 2018, Parijs, abstract THU-309.