...

Er circuleren op het Riziv twee ontwerpteksten van nieuwe overeenkomsten, één voor complexe chirurgische ingrepen bij slokdarmtumoren, en één voor dergelijke ingrepen bij pancreastumoren. De huidige versies van de beide overeenkomsten vormen een doorslag van elkaar, behalve als het specifiek gaat over de behandeling van tumoren van slokdarm of de gastro-oesofageale junctie enerzijds, of van de pancreas en peri-ampullaire carcinomen anderzijds. Slokdarmcentra centraliseren vier nomenclatuurprestaties voor thoracale of thoraco-abdominale (gastro-)oesofagectomie (*), bij pancreascentra betreft het vijf nomenclatuurprestaties die een (hemi)pancreatectomie behelzen (**).De overeenkomst geldt voor patiënten bij wie een 'specifiek' MOC in het referentiecentrum een maligne aandoening bevestigt maar ook voor patiënten bij wie de genoemde ingrepen zijn gepland voor niet-maligne tumoren. Een 'specifiek' multidisciplinair oncologisch consult vindt plaats in het referentiecentrum. Ook de verwijzend arts-specialist neemt eraan deel. De huisarts van de patiënt kan aan het specifieke MOC deelnemen en krijgt in ieder geval het verslag.De teksten beschrijven welke specialismen moeten aanwezig zijn in het referentiecentrum, en welke specifieke competenties en ervaring deze artsen moeten hebben. In de regel moeten er minimum twee artsen van elke discipline aan het centrum verbonden zijn. Voor een aantal disciplines, radiotherapeuten bijvoorbeeld, mag het ook gaan om een formele samenwerkingsovereenkomst binnen een netwerk. De tekst omschrijft de verpleegkundige en psychosociale omkadering, en een aantal technische vereisten. De centra moeten over groeicapaciteit beschikken. Ze moeten ervaring met minimale invasieve chirurgie in huis hebben. Er is verder ruime aandacht voor kwaliteitsvereisten, de registratie, de samenwerking met het Kankerregister. Een aantal kwaliteitsindicatoren zijn in het voorstel mee opgenomen.De tekst geeft ook minimumaantallen op. Bijvoorbeeld: een slokdarmcentrum moet jaarlijks minstens 24 oncologische ingrepen uitvoeren - elke chirurg minstens 12. Een pancreascentrum moet jaarlijks minstens 20 Whipple-ingrepen uitvoeren. Voor de eerste drie jaar mag men gemiddelden rekenen maar vanaf het derde jaar gaat het om minimumaantallen. In een slokdarmcentrum moet jaarlijks voor 50 nieuwe patiënten een MOC plaatsvinden, in een pancreascentrum voor 40. Deze minimumaantallen moeten de centra op één campus behalen.De chirurgen reageren op de ontwerpteksten. Ze wijzen in een open brief op een inherent risico van de centralisatie van deze ingrepen. Als alleen erkende referentiecentra deze operaties nog mogen uitvoeren, dreigen andere chirurgen een aantal vaardigheden te verliezen. Wanneer een chirurg geen ervaring heeft met een biliodigestieve anastomose tijdens een duodenopancreatectomie, verliest hij ook expertise om de ductus choledocus te herstellen bij een goedaardige aandoening van galwegen, stelt de beroepsvereniging. En ook de vaardigheid om een slokdarmletsel te herstellen zal niet dezelfde blijven als de chirurg nooit meer een oesofago-jejunale anastomose uitvoert bij een kankerpatiënt.De chirurgen vrezen bovendien dat het niet bij complexe chirurgie van slokdarm en pancreas zal blijven. Thoraxchirurgie, ingrepen van de lever, sommige gynaecologische procedures,... zullen waarschijnlijk volgen. Bij terroristische aanslagen (van 22 maart 2016 bijvoorbeeld) bleek het juist goed dat de expertise om complexe traumatische pathologie aan te pakken zo wijd verspreid was, stelt de brief. Alle ziekenhuizen moeten op zulke dingen voorbereid blijven.Volgens de chirurgen bakenen de ontwerpteksten het toepassingsgebied niet altijd scherp af: samen met de oncologische procedures worden ook niet-oncologische, en met de complexe ook minder complexe procedures gecentraliseerd. Ze zijn het niet eens met de manier waarop de teksten de vereiste ervaring voor de chirurgen omschrijven. Ervaren chirurgen kunnen jongere collega's die nog leren bijstaan bij een ingreep, maar die ervaring kunnen ze voor de erkenning van de referentiecentra niet meenemen.Daarnaast vinden ze dat de overeenkomsten de mogelijkheid moeten openlaten dat ziekenhuizen hun expertise bundelen en samen een referentiecentrum oprichten. De eis dat de minimumaantallen op één campus moeten worden verwezenlijkt, druist in tegen de logica van netwerkvorming, stelt de brief.De open brief stelt verder een ruimere invulling voor van de samenstelling van het MOC en de omkadering van het team. En een te grote centralisatie, zo wordt gesteld, zou mogelijk financiële overwegingen versterken en een 'geneeskunde met twee snelheden' in de hand werken.