De basis van onze manier van doen ligt in onze medische cultuur: ziekte is de vijand. We zijn gevormd om alles aan te vallen wat ziekte kan veroorzaken, met name de omkeerbare risicofactoren. Met oprecht goede wil proberen we een behandeling met geneesmiddelen te vermijden en geven we de voorkeur aan levensstijl- en dieetadvies: gezond eten en bewegen, stoppen met roken,... Die (liefst op een vriendelijke wijze) herhaalde boodschappen hebben hun bewijzen geleverd en we worden aangemoedigd om ze te blijven herhalen.

Toch kan dat nochtans goedbedoelde advies ongepast en stigmatiserend overkomen. Voor rokers bestaat er geen twijfel. Maar ik wil het hier hebben over zwaarlijvige patiënten, die de voorbije jaren steeds meer gemediatiseerd worden.

Als een zwaarlijvige patiënt op raadpleging komt, spreken we die onmiddellijk aan over het risico op hart- en vaatziekten, problemen met botten en gewrichten, hormonale verstoring, enz. We zijn opgeleid om het klinisch onderzoek al te beginnen bij de anamnese op basis van inspectie. Onze werkwijze ligt al vast voor we de patiënt ook maar aangeraakt hebben. Zo zijn we geformatteerd en in een bepaald opzicht is dat een bewijs van ons professionalisme.

Het gevolg is dat we discrimineren. Dat mogen we niet ontkennen en we kunnen het ook niet vermijden. Als we onze patiënt zo goed mogelijk willen helpen, moeten we vergelijken met wat we kennen, de klachten groeperen en vergelijken met wat we al gezien hebben. We kleven etiketten omdat dat onze werkmethode is.

Rokers, zwaarlijvigen, ouderen, aidspatiënten worden nog meer gestigmatiseerd door zorgverstrekkers dan door de maatschappij

Maar stel u even in de plaats van die zwaarlijvige patiënt, die bij elke arts te horen krijgt hoe belangrijk het is om af te vallen. Die patiënt zal bang zijn om nog bij zijn arts langs te gaan, zal raadplegingen proberen te vermijden en uiteindelijk geen vertrouwen meer hebben in het woord van die artsen die hem enkel zien als een silhouet.

Discriminatie van zwaarlijvige personen duikt op in het publieke debat in de VS en stilaan ook bij ons. Mensen met een medische specificiteit (rokers, zwaarlijvigen, ouderen, aidspatiënten) worden nog meer gestigmatiseerd door zorgverstrekkers dan door de maatschappij.

Hoe kunnen we hierop reageren? We vinden het schandalig, maar tegelijk gaat het om het gevolg van onze manier van werken. Vergeet niet dat EBM niet alleen stoelt op wetenschappelijke literatuur maar ook op de expertise van de arts en op de verwachtingen en ideeën van de patiënt. De samenloop daarvan moet een maatschappelijk antwoord opleveren op deze vraag.

Maar laten we niet treuzelen, want stilaan worden we verdeeld tussen onze indruk van 'goed te doen' en de beschuldigingen van discriminatie die ons te wachten staan.

De basis van onze manier van doen ligt in onze medische cultuur: ziekte is de vijand. We zijn gevormd om alles aan te vallen wat ziekte kan veroorzaken, met name de omkeerbare risicofactoren. Met oprecht goede wil proberen we een behandeling met geneesmiddelen te vermijden en geven we de voorkeur aan levensstijl- en dieetadvies: gezond eten en bewegen, stoppen met roken,... Die (liefst op een vriendelijke wijze) herhaalde boodschappen hebben hun bewijzen geleverd en we worden aangemoedigd om ze te blijven herhalen.Toch kan dat nochtans goedbedoelde advies ongepast en stigmatiserend overkomen. Voor rokers bestaat er geen twijfel. Maar ik wil het hier hebben over zwaarlijvige patiënten, die de voorbije jaren steeds meer gemediatiseerd worden.Als een zwaarlijvige patiënt op raadpleging komt, spreken we die onmiddellijk aan over het risico op hart- en vaatziekten, problemen met botten en gewrichten, hormonale verstoring, enz. We zijn opgeleid om het klinisch onderzoek al te beginnen bij de anamnese op basis van inspectie. Onze werkwijze ligt al vast voor we de patiënt ook maar aangeraakt hebben. Zo zijn we geformatteerd en in een bepaald opzicht is dat een bewijs van ons professionalisme.Het gevolg is dat we discrimineren. Dat mogen we niet ontkennen en we kunnen het ook niet vermijden. Als we onze patiënt zo goed mogelijk willen helpen, moeten we vergelijken met wat we kennen, de klachten groeperen en vergelijken met wat we al gezien hebben. We kleven etiketten omdat dat onze werkmethode is.Maar stel u even in de plaats van die zwaarlijvige patiënt, die bij elke arts te horen krijgt hoe belangrijk het is om af te vallen. Die patiënt zal bang zijn om nog bij zijn arts langs te gaan, zal raadplegingen proberen te vermijden en uiteindelijk geen vertrouwen meer hebben in het woord van die artsen die hem enkel zien als een silhouet.Discriminatie van zwaarlijvige personen duikt op in het publieke debat in de VS en stilaan ook bij ons. Mensen met een medische specificiteit (rokers, zwaarlijvigen, ouderen, aidspatiënten) worden nog meer gestigmatiseerd door zorgverstrekkers dan door de maatschappij.Hoe kunnen we hierop reageren? We vinden het schandalig, maar tegelijk gaat het om het gevolg van onze manier van werken. Vergeet niet dat EBM niet alleen stoelt op wetenschappelijke literatuur maar ook op de expertise van de arts en op de verwachtingen en ideeën van de patiënt. De samenloop daarvan moet een maatschappelijk antwoord opleveren op deze vraag.Maar laten we niet treuzelen, want stilaan worden we verdeeld tussen onze indruk van 'goed te doen' en de beschuldigingen van discriminatie die ons te wachten staan.