In vergelijking met Nederland worden er 30 % meer geplaatst op jaarbasis. In België plaatst men 23.000 knieprothesen voor een totale kostprijs van 200 miljoen euro, wat neerkomt op ongeveer 7.000 euro per prothese die ten laste komt van het Riziv en van onze maatschappij. Van Camp stelt voor om bij hoogbejaarden en dementerenden geen terugbetaling meer te verrichten voor knieprothesen als hierdoor de levenskwaliteit geen degelijke verbetering krijgt. Het uitgangspunt is vooral een kostenbesparend effect te realiseren om te kunnen snoeien in het budget van de gezondheidzorg.

Het regende negatieve reacties. Zowel de orthopedische kniechirurgen als gezondheidsexperten zoals professor Lieven Annemans maakten brandhout van dit voorstel omdat het onhaalbaar, onrealistisch, inhumaan en onethisch is en respectloos tegenover deze patiënten. Het neigt eerder naar economic-based medicine dan naar evidence-based medicine. Zo zou men evengoed de grote rokers elke behandeling voor COPD en longkanker kunnen ontzeggen.

Om te beginnen een kanttekening bij de vergelijking met Nederland waar een duidelijke budgettaire restrictie bestaat met als gevolg dat, éénmaal het vastgestelde jaarbedrag voor knieprothesen is overschreden er geen knieprothesen meer worden geplaatst, of er althans geen terugbetaling meer is voorzien. Dit heeft dan weer als gevolg dat heel wat Nederlandse kniepatiënten de grens oversteken en hun heil zoeken in de Belgische ziekenhuizen met hun laagdrempelige toegankelijke gezondheidszorg. Dat verklaart uiteraard een groot deel van de verschillen tussen België en Nederland.

Wanneer bij een oma of opa van 90 jaar de kwaliteit van leven degelijk kan verbeteren door meer beweging en dus een betere mobiliteit, dan kan de keuze voor een knieprothese verantwoord zijn

In een eerder van mij verschenen column van 16 december 2016, die handelde over 'onnodige therapeutische handelingen' werd reeds verwezen naar een studie van een aantal universitaire ziekenhuizen van Nederland. Daarin wordt er o.a. gewag gemaakt van onnodige zorg bij diagnostische en therapeutische ingrepen, waarbij vooral de knie- en kniebehandeling een grote hap uit de budgetten nam. De voorstellen die daarin werden geformuleerd, concentreerden zich vooral op een gedragsmatige benadering van de aanpak door de betrokken artsen.

Uit ervaring weten we dat, vooraleer besloten wordt tot het plaatsen van een knieprothese, er heel wat onderzoeken en adviezen worden aangevraagd. Alles begint bij de huisarts die uiteraard de patiënt en zijn familie kent en zijn patiënt weloverwogen en zeker niet lichtzinnig doorverwijst naar de specialist orthopedie. Op dit eerstelijnsechelon is er aldus doorgaans al aardig wat overleg geweest met de patiënt en zijn familie vooraleer er van doorverwijzing sprake kan zijn. Vervolgens zal de specialist, rekening houdende met alle adviezen en vooronderzoeken, overwegen met de individuele patiënt wat voor hem/haar de beste beslissing kan zijn. Met elke comorbiditeit dient hierbij rekening te worden gehouden, alsmede de leeftijd, leefomgeving, patiënts actuele gezondheid, mobiliteit en kwaliteit van leven. Kille en starre criteria zoals voorgesteld zijn hierbij niet op hun plaats. Ze getuigen van weinig respect voor de ouder wordende medemens, in een vergrijzende samenleving, die recht heeft op een warme respectvolle omgeving in een warm Vlaanderen.

Wanneer bij een oma of opa van 90 jaar de kwaliteit van leven degelijk kan verbeteren door meer beweging en dus een betere mobiliteit, dan kan de keuze voor een knieprothese zowel humaan, ethisch als evidence-based verantwoord zijn. Idem dito voor een dementerende bejaarde die nog heel wat jaren in een woonzorgcentrum kan verblijven, er samen met zijn familie het dementietraject kan doormaken en dankzij een knieprothese een betere mobiliteit kan verwerven. In deze omstandigheden is een dergelijke ingreep absoluut verantwoord en mag dit geen aanleiding zijn om de solidariteit van onze sociale zekerheid uit te hollen.

Voorbeelden hiervan heb ik zelf dikwijls ervaren o.a. bij mijn eigen moeder van 90 jaar wier gezondheid, niettegenstaande ze elf kinderen had gebaard, nog vrij behoorlijk was. Alleen was haar mobiliteit heel beperkt door een sterk handicaperende gedeformeerde knieartrose. Dankzij deze ingreep kon ze terug met een rollator rondwandelen. Ze had veel minder pijn en heeft nog zes jaar gelukkig genoten van haar kinderen, haar familie en haar omgeving in het woonzorgcentrum.

Ziekenhuizen waar slechts tien of minder prothesen worden geplaatst, dat zou niet mogen

Een belangrijk punt is wel dat chirurgen niet zomaar prothesen kunnen plaatsen. Er moet voldoende ervaring worden opgedaan in erkende opleidingscentra waar voldoende aanbod aanwezig is. Ziekenhuizen waar slechts tien of minder prothesen worden geplaatst, dat zou niet mogen. Vandaar dat een zekere vorm van centralisatie van deze ingrepen wenselijk is om de risico's tot het absolute minimum te beperken. Aldus kan een multidisciplinaire aanpak en voorbereiding in een sfeer van grondig overleg en informatie een optimale garantie bieden om geen nodeloze therapeutische ingrepen te verrichten. De tijd van eventuele therapeutische hardnekkigheid of therapeutische verbetenheid is voorbij doch dit belet niet dat het nog steeds deontologisch disciplinair bestrafbaar is.

Laat ons vertrouwen hebben in onze hoogstaande kwaliteitsvolle en moderne orthopedische chirurgie en chirurgen en de collegiale relatie huisarts-specialist koesteren, die de basis is voor een goede kwaliteit van zorg waar de patiënt recht op heeft. Als elke arts op zijn domein zijn verantwoordelijkheid neemt zijn deze debatten overbodig.

Geef ons geen koude, kille en starre criteria maar een warm Vlaanderen dat prat gaat op de hoogstaande kwaliteit van zorg

Tot slot vermeld ik dat er eerstdaags op 30 maart een vergadering doorgaat te Eeklo van de Belgian Knee Society, een vereniging waar 110 kniechirurgen lid van zijn en die dit jaar als thema genomen hebben, "De organisatie in de kniepraktijk". Zij gaan samen nadenken over de bovenvermelde problematiek.

Slotsom: geef ons geen koude, kille en starre criteria maar een warm Vlaanderen dat prat gaat op de hoogstaande kwaliteit van zorg die er geboden wordt met respect voor de patiënten in het algemeen en voor de ouderen en dementerenden in het bijzonder.

In vergelijking met Nederland worden er 30 % meer geplaatst op jaarbasis. In België plaatst men 23.000 knieprothesen voor een totale kostprijs van 200 miljoen euro, wat neerkomt op ongeveer 7.000 euro per prothese die ten laste komt van het Riziv en van onze maatschappij. Van Camp stelt voor om bij hoogbejaarden en dementerenden geen terugbetaling meer te verrichten voor knieprothesen als hierdoor de levenskwaliteit geen degelijke verbetering krijgt. Het uitgangspunt is vooral een kostenbesparend effect te realiseren om te kunnen snoeien in het budget van de gezondheidzorg. Het regende negatieve reacties. Zowel de orthopedische kniechirurgen als gezondheidsexperten zoals professor Lieven Annemans maakten brandhout van dit voorstel omdat het onhaalbaar, onrealistisch, inhumaan en onethisch is en respectloos tegenover deze patiënten. Het neigt eerder naar economic-based medicine dan naar evidence-based medicine. Zo zou men evengoed de grote rokers elke behandeling voor COPD en longkanker kunnen ontzeggen.Om te beginnen een kanttekening bij de vergelijking met Nederland waar een duidelijke budgettaire restrictie bestaat met als gevolg dat, éénmaal het vastgestelde jaarbedrag voor knieprothesen is overschreden er geen knieprothesen meer worden geplaatst, of er althans geen terugbetaling meer is voorzien. Dit heeft dan weer als gevolg dat heel wat Nederlandse kniepatiënten de grens oversteken en hun heil zoeken in de Belgische ziekenhuizen met hun laagdrempelige toegankelijke gezondheidszorg. Dat verklaart uiteraard een groot deel van de verschillen tussen België en Nederland. In een eerder van mij verschenen column van 16 december 2016, die handelde over 'onnodige therapeutische handelingen' werd reeds verwezen naar een studie van een aantal universitaire ziekenhuizen van Nederland. Daarin wordt er o.a. gewag gemaakt van onnodige zorg bij diagnostische en therapeutische ingrepen, waarbij vooral de knie- en kniebehandeling een grote hap uit de budgetten nam. De voorstellen die daarin werden geformuleerd, concentreerden zich vooral op een gedragsmatige benadering van de aanpak door de betrokken artsen. Uit ervaring weten we dat, vooraleer besloten wordt tot het plaatsen van een knieprothese, er heel wat onderzoeken en adviezen worden aangevraagd. Alles begint bij de huisarts die uiteraard de patiënt en zijn familie kent en zijn patiënt weloverwogen en zeker niet lichtzinnig doorverwijst naar de specialist orthopedie. Op dit eerstelijnsechelon is er aldus doorgaans al aardig wat overleg geweest met de patiënt en zijn familie vooraleer er van doorverwijzing sprake kan zijn. Vervolgens zal de specialist, rekening houdende met alle adviezen en vooronderzoeken, overwegen met de individuele patiënt wat voor hem/haar de beste beslissing kan zijn. Met elke comorbiditeit dient hierbij rekening te worden gehouden, alsmede de leeftijd, leefomgeving, patiënts actuele gezondheid, mobiliteit en kwaliteit van leven. Kille en starre criteria zoals voorgesteld zijn hierbij niet op hun plaats. Ze getuigen van weinig respect voor de ouder wordende medemens, in een vergrijzende samenleving, die recht heeft op een warme respectvolle omgeving in een warm Vlaanderen. Wanneer bij een oma of opa van 90 jaar de kwaliteit van leven degelijk kan verbeteren door meer beweging en dus een betere mobiliteit, dan kan de keuze voor een knieprothese zowel humaan, ethisch als evidence-based verantwoord zijn. Idem dito voor een dementerende bejaarde die nog heel wat jaren in een woonzorgcentrum kan verblijven, er samen met zijn familie het dementietraject kan doormaken en dankzij een knieprothese een betere mobiliteit kan verwerven. In deze omstandigheden is een dergelijke ingreep absoluut verantwoord en mag dit geen aanleiding zijn om de solidariteit van onze sociale zekerheid uit te hollen. Voorbeelden hiervan heb ik zelf dikwijls ervaren o.a. bij mijn eigen moeder van 90 jaar wier gezondheid, niettegenstaande ze elf kinderen had gebaard, nog vrij behoorlijk was. Alleen was haar mobiliteit heel beperkt door een sterk handicaperende gedeformeerde knieartrose. Dankzij deze ingreep kon ze terug met een rollator rondwandelen. Ze had veel minder pijn en heeft nog zes jaar gelukkig genoten van haar kinderen, haar familie en haar omgeving in het woonzorgcentrum. Een belangrijk punt is wel dat chirurgen niet zomaar prothesen kunnen plaatsen. Er moet voldoende ervaring worden opgedaan in erkende opleidingscentra waar voldoende aanbod aanwezig is. Ziekenhuizen waar slechts tien of minder prothesen worden geplaatst, dat zou niet mogen. Vandaar dat een zekere vorm van centralisatie van deze ingrepen wenselijk is om de risico's tot het absolute minimum te beperken. Aldus kan een multidisciplinaire aanpak en voorbereiding in een sfeer van grondig overleg en informatie een optimale garantie bieden om geen nodeloze therapeutische ingrepen te verrichten. De tijd van eventuele therapeutische hardnekkigheid of therapeutische verbetenheid is voorbij doch dit belet niet dat het nog steeds deontologisch disciplinair bestrafbaar is. Laat ons vertrouwen hebben in onze hoogstaande kwaliteitsvolle en moderne orthopedische chirurgie en chirurgen en de collegiale relatie huisarts-specialist koesteren, die de basis is voor een goede kwaliteit van zorg waar de patiënt recht op heeft. Als elke arts op zijn domein zijn verantwoordelijkheid neemt zijn deze debatten overbodig. Tot slot vermeld ik dat er eerstdaags op 30 maart een vergadering doorgaat te Eeklo van de Belgian Knee Society, een vereniging waar 110 kniechirurgen lid van zijn en die dit jaar als thema genomen hebben, "De organisatie in de kniepraktijk". Zij gaan samen nadenken over de bovenvermelde problematiek.Slotsom: geef ons geen koude, kille en starre criteria maar een warm Vlaanderen dat prat gaat op de hoogstaande kwaliteit van zorg die er geboden wordt met respect voor de patiënten in het algemeen en voor de ouderen en dementerenden in het bijzonder.