Met innovatie doelen we op onze ideeën en handelingen om producten, diensten en processen te vernieuwen. 'Nieuw en beter' mag dan wel de gedoodverfde verkooptechniek van wasproducten zijn, het is ook een noodzaak om economische groei te waarborgen. Een belangrijke reden hiervoor is het blijven creëren van werkgelegenheid, meteen ook een drijfveer voor het innovatieve beleid zoals IWT, het Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie van de Vlaamse overheid. Dit beleid stimuleert uitvinders om op competitieve wijze partners te zoeken om hun ideeën met behulp van goed ondernemerschap op de handelsmarkt te brengen.

We streven innovatie na in geneeskunde, maar helaas zelden met een laag prijskaartje

Maar wat met innovatie in de gezondheidszorg? Logischerwijs is zij pertinent aanwezig. Ook in de geneeskunde geldt immers de ongeschreven wet 'stilstaan is achteruitgaan', wat gretig door streven naar innovatie geremedieerd wordt. Maar is dat in onze sector wel zo vrij en realistisch haalbaar?

We hebben het geluk in onze verzorgingsstaat te leven: het welzijn van de burgers is prioritair. Zo moet een bloeiende economie voor werkgelegenheid zorgen, maar ook voor onderwijs, sociale zekerheid en gezondheidszorg. Net daar wringt voor innovatie een zevenmijlslaars: de toegankelijkheid van de gezondheidszorg is een sine qua non, waarvoor een verplichte solidariteit in de wet geschreven werd.

Bovendien willen we ook topkwaliteit, die daarom sterk gecontroleerd wordt. Maar schept dat voldoende ruimte voor innovatie? De uitdagingen in de gezondheidszorg zijn immers groot en artsen botsen vaak op grenzen. We streven innovatie na in geneeskunde, maar helaas zelden met een laag prijskaartje.

Noodzakelijke investeringen creëren soms controverse voor geneeskundige innovatie in een verzorgingsstaat. Uiteraard geven debatten en denktanks dan het advies de potentiële, breed gedefinieerde, sociale meerwaarde op korte en lange termijn aan te tonen, zoals de invloed op invaliditeit en randzorg.

Dat nodige onderzoek lijdt tot een dagelijkse strijd van fondsenverwerving met uitdagende ethische grenzen, zoals ik in een eerdere column analyseerde. Maar de investering om de langetermijnbesparing door innovatieve geneeskunde aan te tonen, is een vertragende factor en zelfs vaak eenvoudigweg onmogelijk.

Niet zelden zijn noch industrie, noch mutualiteiten bereid dit bijkomend onderzoek te ondersteunen. Voor de eerste dient een snelle toepassing van de vernieuwing de investering van het onderzoek tijdig te compenseren, om het bedrijf te vrijwaren van faillissement. Voor de tweede is elke uitgave één te veel.

Vooruitgang in geneeskunde drukt zich zelden uit door middel van een kostenbesparing, maar eerder met betrouwbaarheid, comfort en wetenschappelijke competitiviteit

Innovatie zal in onze geneeskunde zelden een zuiver economisch voordeel opleveren, want we zijn nu eenmaal geen winkel met een verkoopsstrategie. Het betekent minstens initieel een hogere kost door investering in materiaal en mensen. Vooruitgang in geneeskunde drukt zich zelden uit door middel van een kostenbesparing, maar eerder met betrouwbaarheid, comfort en wetenschappelijke competitiviteit. Maar de bijhorende kost kan en mag in onze zorgstaat niet gedragen worden door patiënt of maatschappij. Zo dreigt een existentiële druk voor een tweestromen geneeskunde.

Innovatie in geneeskunde wordt terecht gepropageerd, maar hoe kunnen we deze aan een aanvaardbaar tempo in de praktijk brengen? Een duidelijk antwoord ontbreekt. Want tussen woord en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.

In dit gedicht van Willem Elsschot uit 1910 ging het weliswaar niet over innovatie of gezondheidszorg, maar over huwelijksperikelen bij ouder worden. Gelukkig was er ook die onverklaarbare weemoedigheid, ook de hoopvolle drijfveer van vele gemotiveerde empathische artsen van vandaag en morgen.

Met innovatie doelen we op onze ideeën en handelingen om producten, diensten en processen te vernieuwen. 'Nieuw en beter' mag dan wel de gedoodverfde verkooptechniek van wasproducten zijn, het is ook een noodzaak om economische groei te waarborgen. Een belangrijke reden hiervoor is het blijven creëren van werkgelegenheid, meteen ook een drijfveer voor het innovatieve beleid zoals IWT, het Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie van de Vlaamse overheid. Dit beleid stimuleert uitvinders om op competitieve wijze partners te zoeken om hun ideeën met behulp van goed ondernemerschap op de handelsmarkt te brengen. Maar wat met innovatie in de gezondheidszorg? Logischerwijs is zij pertinent aanwezig. Ook in de geneeskunde geldt immers de ongeschreven wet 'stilstaan is achteruitgaan', wat gretig door streven naar innovatie geremedieerd wordt. Maar is dat in onze sector wel zo vrij en realistisch haalbaar? We hebben het geluk in onze verzorgingsstaat te leven: het welzijn van de burgers is prioritair. Zo moet een bloeiende economie voor werkgelegenheid zorgen, maar ook voor onderwijs, sociale zekerheid en gezondheidszorg. Net daar wringt voor innovatie een zevenmijlslaars: de toegankelijkheid van de gezondheidszorg is een sine qua non, waarvoor een verplichte solidariteit in de wet geschreven werd.Bovendien willen we ook topkwaliteit, die daarom sterk gecontroleerd wordt. Maar schept dat voldoende ruimte voor innovatie? De uitdagingen in de gezondheidszorg zijn immers groot en artsen botsen vaak op grenzen. We streven innovatie na in geneeskunde, maar helaas zelden met een laag prijskaartje. Noodzakelijke investeringen creëren soms controverse voor geneeskundige innovatie in een verzorgingsstaat. Uiteraard geven debatten en denktanks dan het advies de potentiële, breed gedefinieerde, sociale meerwaarde op korte en lange termijn aan te tonen, zoals de invloed op invaliditeit en randzorg. Dat nodige onderzoek lijdt tot een dagelijkse strijd van fondsenverwerving met uitdagende ethische grenzen, zoals ik in een eerdere column analyseerde. Maar de investering om de langetermijnbesparing door innovatieve geneeskunde aan te tonen, is een vertragende factor en zelfs vaak eenvoudigweg onmogelijk. Niet zelden zijn noch industrie, noch mutualiteiten bereid dit bijkomend onderzoek te ondersteunen. Voor de eerste dient een snelle toepassing van de vernieuwing de investering van het onderzoek tijdig te compenseren, om het bedrijf te vrijwaren van faillissement. Voor de tweede is elke uitgave één te veel. Innovatie zal in onze geneeskunde zelden een zuiver economisch voordeel opleveren, want we zijn nu eenmaal geen winkel met een verkoopsstrategie. Het betekent minstens initieel een hogere kost door investering in materiaal en mensen. Vooruitgang in geneeskunde drukt zich zelden uit door middel van een kostenbesparing, maar eerder met betrouwbaarheid, comfort en wetenschappelijke competitiviteit. Maar de bijhorende kost kan en mag in onze zorgstaat niet gedragen worden door patiënt of maatschappij. Zo dreigt een existentiële druk voor een tweestromen geneeskunde. Innovatie in geneeskunde wordt terecht gepropageerd, maar hoe kunnen we deze aan een aanvaardbaar tempo in de praktijk brengen? Een duidelijk antwoord ontbreekt. Want tussen woord en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren. In dit gedicht van Willem Elsschot uit 1910 ging het weliswaar niet over innovatie of gezondheidszorg, maar over huwelijksperikelen bij ouder worden. Gelukkig was er ook die onverklaarbare weemoedigheid, ook de hoopvolle drijfveer van vele gemotiveerde empathische artsen van vandaag en morgen.