...

De laatste jaren kwamen de medische raden in het Antwerpse op regelmatige basis samen om mekaar beter te leren kennen. Het ziekenhuislandschap zal veranderen, zij voelen dat ook aan. "Al gauw bleken de medische raden van GZA en ZNA elkaar op verschillende vlakken te vinden, onder meer wat betreft het ziekenhuisnetwerkconcept", vertelt Luc Van Looy, medisch directeur-hoofdarts GZA. "Zoals in een goed huwelijk tracht je in een netwerk een hecht en duurzaam verbond aan te gaan met een andere partner. Het feit dat de artsen elkaar zo goed aanvoelden, heeft faciliterend gewerkt voor het overleg tussen de beide directies. Toen de kogel uiteindelijk door de kerk was, kwam de samenwerking voor de artsengroepen dus niet als een verrassing."Goed voorbereidenDat de idee van samenwerking mee gegroeid is vanuit de medische raden, maakt dat het project dan ook gesteund wordt door de overgrote meerderheid van het artsenkorps. "Je kan van artsen niet verwachten dat ze een dergelijke grote verandering zomaar aanvaarden. Vernieuwing schrikt altijd een beetje af. Er moet dus goed over nagedacht worden. Ons streven blijft om de zorg zo kwalitatief mogelijk te organiseren."Dat het enthousiasme onder de artsen groot is, blijkt uit het groeiende aantal projecten voor samenwerking die worden ingediend. Zoveel zelfs dat er wat moet ingetoomd worden. "Het komt er op aan grondig te werken", zegt Katrien Bervoets, algemeen medisch directeur ZNA. "Dat gaat moeilijker als je op verschillende vlakken tegelijk onderhandelt. Door te snel te stappen, vergroot de kans dat je gaat struikelen waardoor je uiteindelijk zelfs tijd verliest."Maar dat die samenwerking, die de vormt aanneemt van een groepering waarin verschillende associaties worden ondergebracht, zowel klinische als ondersteunende diensten zal betreffen, staat vast. De gesprekken staan momenteel het verst in de pathologische anatomie. Voor het overige willen de medische directeurs nog geen uitspraken doen, kwestie van de besprekingen en planning niet te hinderen."Het is logisch om, zeker in gebieden waarin je als ziekenhuis een lange traditie hebt, de koppen bij elkaar te steken", zegt Luc Van Looy. "Ik denk bijvoorbeeld aan oncologie, cardiologie en moeder- en kindzorg. Samen hebben we ook verschillende spoedgevallendiensten en drie MUG's." Beide ziekenhuizen besloten ook al om voor een gezamenlijk EPD te gaan. Wie, wat, waar?Waarvoor zullen patiënten terecht kunnen in GZA? En waarvoor in ZNA? Katrien Bervoets: "Dat we nu een netwerk vormen, betekent niet per se dat een specialisme van het ene ziekenhuis naar het andere gaat. We werken in de eerste plaats samen. Omdat onze campussen zich dicht bij elkaar bevinden, zal de drang bestaan om bepaalde diensten en behandelingen op één specifieke plaats aan te bieden. Maar je moet ook met patiëntbejegening rekening houden, voor de toegankelijkheid is het in sommige gevallen beter om iets op twee plaatsen aan te bieden. ""Voor tijdskritieke pathologieën primeert de bereikbaarheid, voor andere diensten of functies is de locatie meer gebonden aan richtlijnen van regionale spreiding (radiotherapie-sites, PET-centra)", pikt Luc Van Looy in. "Soms zullen diensten hun plek vinden daar waar de opportuniteit zich het eerst aandient. In mei vorig jaar is ZNA bijvoorbeeld gestart met de bouw van een nieuw ziekenhuis (ZNA Cadix, nvdr), in 2020 zal daar een gloednieuwe campus staan. Dat opent dan weer nieuwe mogelijkheden." ConcurrentieIn Groot Antwerpen bevindt zich met UZA, AZ Monica, AZ Heilige Familie Rumst en AZ Klina een ander, groot netwerk. "Het is niet de bedoeling dat we elkaar gaan beconcurreren", zegt dokter Van Looy. "Het uiteindelijke doel is de zorg voor de patiënt in de Antwerpse regio te optimaliseren. Maar de drang om je te vergelijken met anderen is menselijk en in die zin moeilijk te vermijden." En concurrentie is ook goed, meent Katrien Bervoets. Een monopoliemodel waarbij je in een regio slechts in één ziekenhuis terecht kan voor hooggespecialiseerde zorg, en in de omringende ziekenhuizen voor algemene zorg, schrijft ze daarom af. "Je moet ziekenhuizen de kans geven om ergens in uit te blinken", is dr. Van Looy het met haar eens. "Het constante streven naar een betere kwaliteit, is de motor van een ziekenhuis en ook van zijn personeel." Maar ook: "om als zorginstelling je gespecialiseerde skills te blijven behouden, moet je een voldoende groot aanbod aan pathologieën kunnen zien", voegt dokter Bervoets toe. Of om het met de woorden van dr. Van Looy te zeggen: wie maar één keer om de vijf jaar met de kaarten speelt, zal nooit een geoefend bridger worden.Maar de concurrentie zoals ziekenhuizen die vandaag de dag in België kennen, moet een andere invulling krijgen, aldus de medische directeurs. Dokter Bervoets: "Het moet er niet meer om gaan om de grootste te zijn, maar om de beste in bepaalde gebieden. In het huidige financieringssysteem word je beloond voor de hoeveelheid prestaties die je als ziekenhuis verricht. Opdat de concurrentie tussen ziekenhuis anders wordt, met name uitsluitend ten voordele van de kwaliteit van zorg voor de patiënten, is een paradigmashift nodig. Dit realiseren kan de belangrijkste verwezenlijking van de overheid én van de netwerkvorming zijn."